DE SPEELPLAATS VAN SORENSEN
Carl Theodor Sørensen, een Deense landschapsarchitect, had al heel wat speelplaatsen ontworpen toen hij zich realiseerde dat kinderen ze oersaai vinden. De zandbak, de glijbaan, de schommel en de wipkip: de gemiddelde speeltuin is de droom van een bureaucraat en de nachtmerrie van een kind. Logisch toch, schreef Sørensen, dat kinderen liever spelen op bouwplaatsen en vuilnisbelten?
Zo kwam hij op het idee om iets nieuws te ontwerpen. Een speelplaats zonder toestellen, regels en veiligheidsvoorschriften. Een plek waar kinderen zélf de dienst uitmaken.
In 1943, tijdens de Duitse bezetting, werd het idee getest in een buitenwijk van Kopenhagen: Emdrup. Sørensen gooide een plek van 7.000 vierkante meter vol met kapotte auto’s, brandhout en oude banden. De kinderen konden er zagen, slopen en hakken met hamers, beitels en schroevendraaiers. Ze konden in bomen klimmen en fikkie stoken, kuilen graven en hutten bouwen. Of zoals Sørensen later schreef: ze konden ‘hun dromen en verbeelding werkelijkheid maken.’
Het werd een doorslaand succes. Iedere dag kwamen er tweehonderd kinderen naar Emdrup. En hoewel er heel wat ‘lastige’ gevallen bijzaten, werd al snel duidelijk dat ‘de herrie, het gegil en de vechtpartijen van saaie speeltuinen hier afwezig waren, omdat de mogelijkheden zo eindeloos waren dat de kinderen geen ruzie hoefden te maken.’
Er werd een ‘spelleider’ ingehuurd om een oogje in het zeil te houden, maar deze hield zich afzijdig. ‘Ik kan en zal de kinderen niets leren,’ bezwoer de eerste spelleider, John Bertelsen.
Een paar maanden na het einde van de oorlog bracht een Britse architecte, die toevallig ook barones was, een bezoek aan Emdrup. Lady Allen of Hurtwood was ‘totaal ondersteboven’ van wat ze zag. In de daaropvolgende jaren gebruikte ze haar invloed om het evangelie van de rommel te verspreiden. Haar motto: ‘Liever een gebroken been, dan een gebroken geest.’
In steden als Londen en Liverpool, Coventry en Leeds werd de ene na de andere ruïne opengesteld voor kinderen. Waar Duitse bommenwerpers eens dood en verderf hadden gezaaid, klonken nu kreten van plezier. De speelplaatsen werden een metafoor voor de wederopbouw, een bewijs voor de veerkracht van de natie.
Toegegeven: niet iedereen was enthousiast. Volwassenen hebben steevast twee bezwaren tegen dit soort speelplaatsen. Eén: ze zijn lelijk. Heel lelijk. Maar waar ouders troep zien, zien kinderen mogelijkheden. En waar volwassenen niet vies willen worden, willen kinderen zich niet vervelen.
Het tweede bezwaar: rommelspeelplaatsen zouden gevaarlijk zijn. Bezorgde ouders vreesden dat Emdrup tot een parade van gebroken benen en ingeslagen hersenpannen zou leiden. Niets was minder waar: na een jaar waren er hoogstens wat pleisters geplakt. Een Britse verzekeraar was zo onder de indruk dat hij een lager tarief vroeg dan voor gewone speelplaatsen.
Toch zal het niet verbazen dat deze speeltuinen het moeilijk kregen in de jaren tachtig. Terwijl het ene na het andere veiligheidsvoorschrift werd opgesteld, realiseerden fabrikanten zich dat ze goud geld konden verdienen aan de verkoop van zogenaamd ‘veilige’ toestellen. Tegenwoordig zijn er veel minder Emdrups dan veertig jaar geleden.
Toch is in de afgelopen jaren de interesse in het oude idee van Carl Theodor Sørensen weer gegroeid. En terecht. Er is inmiddels een berg aan wetenschappelijk bewijs dat vrij, risicovol spel goed is voor de fysieke en mentale gezondheid van kinderen. ‘Van alle dingen waar ik aan bijgedragen heb,’ schreef Sørensen aan het einde van zijn leven, ‘is de rommelspeelplaats het lelijkste, maar voor mij het mooiste en beste van al mijn werk.’
Kinderen weer in contact brengen met de werkelijke wereld, is hen ook de kans geven om aansluiting te vinden bij de natuur.
Ze zitten de hele tijd opgesloten tussen vier muren, weg van de groene natuur, aan een schermpje gekluisterd. Vandaag herkennen ze weliswaar mee dan duizend logo's van bedrijven, maar slagen ze er niet in om tien planten uit hun omgeving te benoemen. Daarom moeten we kinderen terug in contact brengen met de natuur waarin ze leven, want zonder die natuur kunnen ze niet overleven. Het is nu meer dan ooit noodzakelijk dat de jongeren zintuiglijk en intuïtief de wetten van onze planeet leren begrijpen wanneer ze opgroeien. Alleen zo zullen ze als volwassenen de natuurlijke rijkdommen op een respectvolle en duurzame manier kunnen gebruiken. Ik vind het bijvoorbeeld belangrijk dat kinderen leren om planten te laten groeien met alle voedingsstoffen en kracht die de aarde rijk is. Een kind van zeven kan best al radijsjes, aardappelen of tomaten planten, ze oogsten wanneer ze rijp zijn en daarna verwerken in een gerecht waarvan hij zal smullen. Hoe kunnen we dat doen? Door de natuur terug naar de klas te brengen. fruitbomen, groenten, gras, aarde, bloemen, water, natuurlijk licht, dieren. Geef de kinderen een tuintje waar ze zelf voor moeten zorgen en waar ze het gewriemel van de insecten die er leven, kunnen gadeslaan, fruit van de bomen plukken, een moestuin onderhouden, dieren verzorgen en zich samen met hen thuis voelen op school.
... Het menselijke brein kan niet begrijpen wat het niet beleeft: geen enkel omschrijving, geen enkel beeld kan een zintuiglijke, grandioze en tastbare natuurles vervangen.
... Kim John Payne, auteur van het boek Simplicity Parenting, suggereert dat onze kinderen te veel spullen, een te grote keuze hebben, dat ze te veel informatie krijgen en dat hun leven veel te snel gaat. Dat zou een van de redenen zijn waarom hun aandachtsboog steeds kleiner wordt. Hij deed een experiment dat het leven van kinderen met een aandachtsstoornis eenvoudiger moest maken door in te grijpen in hun omgeving: minder speelgoed, minder naschoolse activiteiten, minder schermen, meer vrij spel, minder activiteiten onder leiding van een volwassene, meer natuur en tijd om weg te dromen. Na vier maanden al was de aandachtsstoornis bij 68% van de kinderen verdwenen.
.. Waar het om gaat is dat we onze kinderen tijd, vrijheid en band met de echte wereld teruggeven, dat we hun de kans geven om zichzelf terug te vinden. We moeten het leven van onze kinderen eenvoudiger maken, snoeien in overtollige activiteiten en hun leven op die manier rijker en kwalitatiever maken.